#07: Hoera, vakantie! Ik word onwel

Ik rijd met mijn auto naar zuid-Duitsland. De Alpenstraße, een paar honderd kilometer prachtige uitzichten, dorpjes, bezienswaardigheden. Heerlijk, ik houd van de bergen. En van foute Beierse inteelt-Duitsers. En van autorijden. Een week lang ga ik overal stoppen, alles bekijken, en genieten. Ik heb voor elke dag een ander pension of hotel geboekt op diverse plekken langs de route.

De eerste dag is leuk, ik bekijk Lindau im Bodensee. Ik ben blij dat ik vakantie heb en nu een beetje kan bijkomen van alle gebeurtenissen voor de vakantie.

Op de tweede dag arriveer ik in het dorp Füssen, waar een kasteel is en leuke oude straatjes. Ik wandel een uurtje rond en bekijk het kasteel. Het is zonnig en best warm. Maar dan krijg ik opeens flinke honger en word ik duizelig.

(Advertentie)

Onwel

Vlug eet ik wat. Ik blijf duizelig. Ik ga in de rij staan aan de bar in een cafeetje om wat drinken te bestellen. Het voelt niet goed. Ik word zenuwachtig en er volgen meer duizelingen. Ik verlaat de kroeg en haal bij een snackbar een fles water. Ik ga op een bankje zitten en drink de fles in één keer leeg.

Ik blijf duizelig. Ik heb het gevoel dat ik flauw ga vallen of bewusteloos zal raken. Heb ik een zonnesteek? Ik maak plannen in mijn hoofd: ik moet mijn telefoon in de hand houden. Heb ik mijn identiteitsbewijs bij me? Kan ik in het Duits roepen dat ik hulp nodig heb? Er zijn veel mensen op straat, vooral toeristen. Wat als ik naar een ziekenhuis moet? Nou, zo erg is het ook weer niet. Of toch wel? Ik twijfel en word angstig. Is 112 in Duitsland ook 112? Ik weet het niet. Nou ja, even rustig zitten nog maar.

Na twintig minuten zitten en wikken en wegen voel ik me iets beter. Ik besluit terug te lopen naar het pension. Ik kom op mijn kamer en plof op de bank. Duizelig, angstig, trillerig. Godver, wat is er aan de hand? Griep? Een hartaanval?

Op vakantie in Duitsland word ik plotseling onwel.
foto: © 2018 kakikhebeenburnout.nl

Naar de dokter

Ik moet opeens een beetje huilen. Het voelt alsof ik heel hard wil gaan schreeuwen maar dat doe ik niet. Ik haal het slot van mijn deur af, zodat het personeel me kan vinden als ik flauwval. Ik ben angstig en heb weer enorme honger.

Huilend en trillend ijsbeer ik door de kamer. Ik wil naar een dokter. Ik zoek het woord “angstaanval” op. Dat is “Angstangriff” in het Duits. Op mijn sokken loop ik naar de receptie en zeg dat ik een angstaanval heb. Ik huil. Men vraagt of ik een dokter nodig heb. Die blijkt aan de overkant van het straatje te zitten. De dame van het pension loopt met me mee. Ik loop op sokken de praktijk binnen.

Ik moet hard huilen en ben bang dat ik flauw val. Vlug tik ik in de Notities app van mijn iPhone welk medicijn ik gebruik en het telefoonnummer van mijn zus. Die notitie laat ik aan de assistente zien. Ik geef mijn rijbewijs en mijn verzekeringskaart. Zo, dat is veilig, nu kan ik dood gaan, zo voelt het.

Maar ik blijf leven. Ik leg de dokter uit wat er gebeurd is. Ik brabbel er wat bij dat mijn vader ziek is en ik daardoor stress heb (zie blog #06). Dat interesseert hem niet. Hij wil weten wat ik nú heb. Ik zeg dat het voelt alsof ik weg raak. Hij zegt dat ik nog prima kan praten, kijken, en evenwicht bewaar, dus dat het wel meevalt.

Hij geeft me een injectie in mijn bil. Ik vergeet te vragen wat er in zit. Hij zegt dat ik 3 dagen geen auto mag rijden en gewoon in het dorpje moet gaan rondlopen en dat alles goed komt. Ik voel me niet beter, maar ik bedank hem zo vriendelijk mogelijk. Het is een enge man met een strenge blik. Josef Mengele zo ongeveer.

Terug in het pension vraag ik of er ‘s nachts iemand bij de receptie is. Die is er niet maar er is een noodtelefoonnummer en dan is er iemand in 5 minuten. Gelukkig. Ik ben bang dat ik vannacht bewusteloos raak of iets dergelijks.

Weer terug op mijn kamer. Ik heb honger. Maar ik ben te duizelig en te onrustig om naar een restaurant te gaan. Bang om de kamer te verlaten. Ik heb een stapeltje plakken ontbijtkoek in mijn tas. Van die dubbele met boter er tussen. Die eet ik allemaal op en drink veel water. Ik bel mijn zus dat ik ziek ben en niet weet hoe ik weer terug in Nederland kan komen. Ze stelt me gerust.

Om 18:00 ga ik uitgeput in bed liggen. Ik slaap half. Elk half uur word ik wakker. De nacht lijkt eeuwig te duren. Ik blijf duizelig en trillerig. 

Ik wil naar huis

De volgende ochtend ben ik moe en nerveus. Ik check uit en stap in de auto. Ik weet dat ik geen auto mag rijden maar ik wil naar huis. Ik huil en wil naar huis. Als het autorijden niet lukt dan ga ik wel slapen op de vluchtstrook of zo. Maar ik móet naar huis, waar ik me veilig voel.

Ik rijd 12 uur achtereen terug naar huis. De rit zou 8 uur moeten duren maar ik beland overal in files. Wat een hel. Ik blijf onrustig en soms duizelig. Het autorijden lijkt wel een goede afleiding te zijn en lukt goed. Elke 2 uur neem ik 15 minuten pauze. En ik eet tankstationvoedsel.

Thuisgekomen plof ik op de bank. Ik ben tegelijkertijd uitgeput en blij. Ik moet weer huilen. Na het weekend zal ik maar even naar de dokter gaan.

In de dagen erna voel ik me langzaam iets beter worden. Ik besluit om niet naar de dokter te gaan. Ik denk dat ik wat gestresst was of zo, maar nu lijkt het beter te gaan. Ik spreek mijn baas en vertel hem wat ik heb meegemaakt. Ik ga na mijn vakantie een tijdje halve dagen werken vanuit huis, om nog wat extra te herstellen.

Daarna ga ik weer aan het werk op kantoor. Collega’s vragen me hoe mijn vakantie was. Ik vertel dat die afgebroken is geweest omdat ik ziek was. Jammer, de vakantie is eigenlijk mislukt terwijl ik hem juist zo hard nodig had. Nou ja, aan het werk maar weer.

Volgende keer

Volgende keer vertel ik over hoe de burnout uiteindelijk insloeg als een bom, omdat mijn lichaam besloot dat het echt niet langer kon.

(Advertentie)

Reageren? Dat kan via Instagram.

Voetnoot:

De overspanning is nu zeer groot en heeft mijn lichaam lichtelijk laten klappen. Ik besef nu wel dat het niet zo goed met me gaat, maar ik leg nog steeds niet de link met overspannenheid of burnout.

Het gaat na een paar dagen wat beter, dus ik concludeer dat ik vóór de vakantie wat te hard gewerkt heb, maar dat ik nu weer ben uitgerust en dat het wel weer goed zal komen.

Het water borrelt nu flink. De kikker komt bijna aan zijn einde.