#301: De oorlog met het UWV is voorbij
Het is 2 oktober 2023. Ik krijg een telefoontje van het UWV. De aardige mevrouw die mij elke zes maanden opbelt, belt me op. Elke zes maanden vertel ik haar dat het inderdaad wat beter gaat dan zes maanden geleden en dat er dus nog hoop is. Elke zes maanden vertelt ze mij dat het UWV allerlei trajecten, adviezen, cursussen en diensten aanbiedt om weer aan het werk te gaan. Of om op zijn minst iets te proberen.
Elke zes maanden vertel ik haar dat ik daar nog niet aan toe ben. Ik kan weliswaar hier en daar wat aan mijn eigen hobbyprojecten werken maar als het meer dan een paar uur per week is dan gaat het weer mis. Als ik verantwoordelijkheden, afspraken, opdrachten, klanten of een baas zou hebben zou het weer als een kaartenhuis in elkaar donderen. Een afspraak met de kapper is al een redelijke opgaaf voor mijn lichaam; ik word dan meteen nerveus, simpelweg omdat ik iets “moet” en omdat ik in een kapsalon moet zitten waar een radio aanstaat en mensen aan het kleppen zijn.
Twijfel
Elke zes maanden twijfel ik of ik nog wel beter word, maar is er inderdaad nog steeds vooruitgang. Gelukkig. Elke zes maanden ben ik bang om te gaan werken en dan overbelast te raken. Ik ben juist zo lekker bezig; de chronische stress is nu voorbij en er lijkt alleen nog uitputting over te zijn. Dat is zo’n goede vooruitgang dat ik natuurlijk ook bang ben om het weer kwijt te raken.
Elke zes maanden ben ik ook bang om tegen de mevrouw te zeggen dat ze net zo goed niet kan bellen. Als ik weer kan werken dan meld ik me vanzelf wel weer bij het UWV. Je bent verplicht om veranderingen in de situatie door te geven en dat doe ik ook braaf. Het herhalen van steeds hetzelfde telefoontje is wat mij betreft onzinnig maar dat durf ik niet te zeggen uit angst dat het UWV gaat noteren dat ik niet meewerk.
Gelukkig is het UWV de laatste drie jaar behoorlijk lief voor mij geweest. Een hele vooruitgang, want het was daarvóór nog oorlog. Zodra je na de eerste jaren uit de klauwen van de afdeling Sociaal Medische Zaken wordt vrijgelaten dan kom je bij het UWV Werkbedrijf terecht, waar gelukkig een heel andere cultuur heerst.
De afdeling Sociaal Medische Zaken, waar je als eerste terecht komt als je ziek bent, stelt alles in het werk om cliënten zodanig te beoordelen dat er niets uitgekeerd hoeft te worden. Dit doet men helaas met onheuse bejegening, nep-beoordelingen en zelfs leugens, waarbij helemaal niet wordt gekeken naar individuele medische mogelijkheden en beperkingen. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt uit een lijstje gehaald (omdat dat moet van het management) en daarmee oordeelt deze afdeling stelselmatig dat mensen met de meest verschrikkelijke ziektes maar liefst fulltime kunnen werken.
Het UWV Werkbedrijf, waar je terecht komt als de eerste twee jaar voorbij zijn, oordeelt gelukkig helemaal niets en helpt mensen met een uitkering zo goed mogelijk. Iedereen is begripvol, niemand liegt en er zijn allerlei mogelijkheden en diensten waarvan je gebruik kan maken, die bovendien door het UWV betaald worden.
Mijn gedachten dwalen langzaam af terwijl de mevrouw tegen me praat. Ik voel me opeens schuldig. Die mevrouw wordt betaald door de belastingbetaler. En ik ook.
Schuldgevoel
En elke zes maanden weer hoor ik haar stem en voel ik me schuldig dat ik een WIA uitkering heb. En elke zes maanden weer voel ik me schuldig dat ik geen gebruik maak van al die prachtige regelingen en diensten, waarbij je bijvoorbeeld samen met reïntegratie experts aan de slag kan gaan bij speciale bedrijven om “weer eens wat te proberen”.
Vooral op dagen dat ik denk:“Hee, het lijkt wel alsof ik vooruit ga” voel ik me een uitvreter die gratis geld krijgt. Bijvoorbeeld als ik een gezellige barbecue met de buurt heb gehad en heel eventjes mijn rottige hoofd en mijn uitputting niet voel. Als ik iets te lang Netflix zit te kijken en geniet van een serie. Als ik een heel eind rijd naar het strand van Bloemendaal om daar even uit te waaien. En dat ik überhaupt een auto heb. En als ik aan het eind van de maand 25 euro over heb en dan dingen koop die ik helemaal niet nodig heb.
Dit schuldgevoel is natuurlijk allemaal aan mezelf te wijten en niet aan het UWV Werkbedrijf. Ze blijven elke zes maanden weer begripvol als ik zeg dat ik niet weet wát ik kan, niet weet wannéér ik iets kan, en niet weet of ik ooit nog iets zal kunnen.
Ik durf niet zo heel erg open te praten met de mevrouw van het UWV. Ik ben bang. Ik kan mijn gedachten maar niet onttrekken aan het idee dat het UWV zomaar kan besluiten om een herbeoordeling te doen. En dat ik dan weer aan tafel moet zitten met zo’n gruwelijke verzekeringsarts van Sociaal Medische Zaken. Die onmiddellijk en zonder verder onderzoek zal oordelen dat ik fulltime kan werken. En dan de arbeidsdeskundige die zal oordelen dat werken in een fabriekshal met tientallen mensen en lawaai “een rustige omgeving” is.
Mijn gedachten dwalen verder af. Die hel, daar wil ik nooit meer in. Die hel, die ik een aantal jaren geleden uitgebreid heb beschreven, en waarover ik ook ben geïnterviewd in het TV-programma Hollandse Zaken, is in mijn geval overduidelijk een belangrijke oorzaak geweest dat mijn burnout niet herstelde en misschien zelfs wel erger werd. Die hel zorgde ervoor dat mijn chronische stressconditie niet kon zakken. Als ik al eens een paar dagen een wat beter gevoel had kwam er een envelop in de bus met het blauwe logo van het UWV en dan was mijn zenuwstelsel weer terug bij af en kon ik een week niet meer slapen.
Nooit meer wil ik hoeven uitleggen dat de onheuse bejegening, de bezwaarprocedures, de valse rapportages en de onmenselijke behandeling mijn arbeidsongeschiktheid alleen nog maar groter maakten, wat in strijd is met de eigen regels van het UWV waarin staat dat je de situatie niet erger mag maken.
Nee nooit meer. Nooit meer wil ik in bezwaar gaan en dat de volgende verzekeringsarts óók weer geen medische beoordeling doet maar gewoon herhaalt wat de vorige persoon zei. Nooit meer zo’n onverschillige kop van een “arts” die mijn beperkingen “niet ziet” en dus ook niet noteert in de rapportage, ook al overhandig ik bewijs en second opinions waaruit het tegendeel blijkt. Nooit meer de opmerking:“als u het er niet mee eens bent kunt u gewoon in bezwaar gaan” waarmee het gesprek werd beëindigd.
De woede
Nooit meer wil ik schrikken van mezelf en van mijn eigen woede, waarbij ik plannen maakte om de politie en de pers in te schakelen omdat ik een protestactie wilde houden bij het UWV-gebouw in Haarlem. Ik wilde mijn uitgeprinte dossier (een hele doos A4) door de ontvangsthal smijten en vervolgens met een hamer alle ruiten inslaan.
Het enige dat ik nog hoefde te doen was mijn hele dossier uitprinten, maar dat kostte zoveel papier en inkt dat ik eigenlijk wilde dat het UWV dit voor mij zou doen. Ik vroeg dus mijn gehele dossier op bij de betreffende afdeling, en die gingen moeilijk doen omdat ze een complete doos A4 moesten uitprinten en opsturen. Maar het lukte me. Ik kreeg het voor elkaar: mijn dossier was onderweg per post.
Ik had mijn hamer al eens uit mijn gereedschapskist gehaald en me even ingebeeld hoe het zou gaan als je twintig ruiten achter elkaar zou inslaan. Ik zou er wel handschoenen bij aan moeten doen en iets om mijn ogen te beschermen. Maar geen masker. Geen masker. Ik wilde dat de pers en het publiek mijn woede en verdriet zou kunnen zien in mijn gezicht.
Ik zou mij laten arresteren en dan zou ik voor de rechter moeten verschijnen. En alle ruiten terugbetalen natuurlijk. Het zou mijn burnout totaal niet helpen en zelfs nog erger maken. Maar tóch zou ik het gaan doen. Al het andere wat ik had geprobeerd had namelijk niet geholpen. Ik was ten einde raad en zag geen andere uitweg meer. Mijn woede werd alleen maar groter bij elke brief die ik van het UWV kreeg. Mijn stress en overspanning waren torenhoog. Ik móest iets doen nu.
Nog nooit ben ik zó bang geweest voor mezelf, dat ik zúlke plannen in mijn hoofd zou kunnen halen. Ik, die nog nooit gevochten heeft, die nog nooit heeft geschreeuwd of geslagen behalve dan het toetsenbord van mijn computer. Hoe had het zó ver kunnen komen? Dat ik aan het radicaliseren was? Zoiets lees je alleen in het nieuws. Maar ik? Hoe kan ík zo worden? Hoe heeft het UWV ooit zoiets in mij losgemaakt?
“…maar dan hoeven we dus eigenlijk niet meer elke zes maanden te bellen,” hoor ik de stem in mijn oor.
Huh? Ik schrik wakker uit mijn gedachten.
–“Ehm… oh, dus kan ik er voor kiezen dat ik niet meer gebeld wordt?” hoor ik mezelf zeggen.
–“Ja inderdaad, dan laten wij u gewoon voortaan met rust,” zegt de mevrouw.
–“Nou, laten we dat dan maar doen,” antwoord ik.
Afscheid
En daarmee komt er een einde aan de halfjaarlijkse telefoongesprekken. Het UWV laat me met rust.
Ik mag zelf bepalen of en wanneer ik gebruik wil maken van de verdere diensten voor reïntegratie. Ik mag zelf bepalen wat ik nu verder doe. Ik heb geen verdere verplichtingen. Ik mag ook mijn eigen reïntegratie doen door bijvoorbeeld aan apps of filmpjes te werken. Ik mag ook kiezen om helemaal geen reïntegratie te doen.
Het UWV neemt afscheid van me, terwijl mijn WIA uitkering doorgaat. Dit is het laatste kleine beetje angst en stress dat er nog in mijn leven aanwezig was. Ik ben nu vrij. Ik word nu volledig door hen met rust gelaten.
Nadat we ophangen moet ik huilen. De laatste druppeltjes UWV-angst komen eruit. Het is nu vrede, de oorlog met het UWV is over.
Volgende keer
Volgende keer houd ik het hoofd koel ondanks een heftige gebeurtenis.
Bekijk reacties op deze blogpost of reageer zelf via Instagram.