#31: Een buurman hoort mijn heftige dromen
Nu mijn herstel langzaam, langzaam, oh zo langzaam verder gaat (en niet gestaag overigens, maar uitsluitend langzaam) kan ik wat beter slapen.
Het in slaap vallen zelf gaat al een paar maanden goed, en ik word veel minder vaak wakker in de nacht. Ik word nu nog maar één of twee keer wakker, en dan ga ik even naar de WC, drink water en ga ik weer liggen. Al vrij snel val ik dan weer in slaap. Dit staat in schril contrast met een maand of 10 geleden toen ik een enorme terugval had. Destijds werd ik vier tot zes keer per nacht wakker, en weer gaan slapen duurde dan minstens een uur.
Dromen
Ik droom veel. Mijn hersenen zijn hyperactief in de nacht. Een gemiddeld mens droomt vier tot zeven keer per nacht, afhankelijk van hoe lang je slaapt, maar heel vaak weet je niet meer dat je gedroomd hebt en je wordt er ook niet wakker van. Ik heb nu elke nacht twee of driemaal zeer heftige dromen waar ik keihard uit wakkerschrik.
Zwetend, angstig, zeiknat word ik wakker, gedesoriënteerd. Vaak verdrietig. Soms word ik huilend wakker, soms denk ik enkele minuten na over wat ik nou eigenlijk gedroomd heb en begin ik daarna alsnog te huilen. Mijn nachten zijn uitputtend. Als ik wakker word dan ben ik doodmoe. Dat is normaal bij een burnout, maar het is nu pas voor het eerst dat ik die uitputting ga voelen. Langzamerhand neemt de stress af en komt er moeheid voor in de plaats, zo lijkt het.
Op zich is dat goed nieuws. Het is een normaal onderdeel van het herstelproces dat als je lichaam weer tot rust kan komen, dat de vermoeidheid toe gaat nemen. Ik probeer het te accepteren, dat ik nu steeds vaker zo uitgeput ben.
Mijn dromen gaan bijna altijd over iets dat ik móet doen, maar wat ik niet kan of wil. Mijn moeder (die niet meer leeft) en mijn vader (die dement is en mij niet meer herkent) komen er bijna altijd in voor. En zij willen dan dat ik iets doe en staan tegen me aan te praten, door elkaar heen. De droom eindigt dan met paniek en ik roep huilend: “nee, ik kan het niet, ik kan het niet!”. Dan schrik ik wakker en huil ik.
Horen de buren mij?
Ik ben wel eens bang dat de bovenburen mij horen huilen. Maar zij zeggen dat ze nooit iets horen omdat ze op de derde etage slapen, en er dus een lege etage tussen ons in zit in de nacht. Links van mij zit een schoolgebouw dus daar is ’s-nachts nooit iemand, en rechts van mij zit een opslagruimte. Daar is wel een kleine slaapkamer van mijn andere buurman, maar die zegt ook dat hij nergens last van heeft.
Dan verschijnt er op een middag een briefje in de brievenbus. Een achterbuurman schrijft dat hij elke nacht iemand hoort snikken en daar steeds wakker van wordt. Hij is op zoek naar waar het vandaan komt, en wil er graag over praten.
Om de hoek van mijn eigen straatje is een appartementengebouw met 12 appartementen. Dit gebouw grenst aan mijn achtertuin. Mijn eigen slaapkamer ligt óók aan mijn achtertuin. Al hún slaapkamers liggen ook aan dezelfde kant. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat mijn gehuil zich ook via de achtertuin verder kon verspreiden.
Ik schrik van het briefje in de bus. Shit, mag ik nu niet meer huilen? Moet ik me inhouden? Misschien laat ik alles wel een beetje te veel eruit komen. Eigenlijk kan ik er niks aan doen, aan dat gejank. En het lucht me op, het is goed voor me.
Een goede buur
Ik ken hem wel, die buurman van het briefje. Ik loop naar buiten om hem even op te zoeken. Om de hoek zie ik hem al staan te praten met andere buren, terwijl hij nog meer briefjes in brievenbussen stopt. Ik loop naar hem toe en vertel meteen dat ik het ben. “Ik word elke ochtend om half zes wakker en dan moet ik huilen,” vertel ik hem. Een buurvrouw die er bij staat, zegt droogjes:”nou, dat is dan ook weer opgelost”.
Hij nodigt me uit voor een kopje thee. Het is een super aardige jongen. Ik heb hem al regelmatig gesproken. Hij zit zelf ook in een burnout, en is nu bijna hersteld. Hij werkt alweer een paar halve dagen per week. Vijf jaar lang is hij bezig geweest. Fucking hel… vijf jaar! Ik zit nu op 19 maanden. Ik wil geen vijf jaar bezig zijn. Ik wil er vanaf. Hoe kan ik dat ooit gaan volhouden als het vijf jaar moet duren? Nou rustig maar, Martin, vijf jaar is wel heel extreem.
We drinken thee en vertellen elkaar over burnout en slapen en dromen en huilen. Het geeft me een goed gevoel. Ik vertel hem dat iedereen in de buurt mag weten dat ik een burnout heb. De meeste mensen kennen mij hier wel van gezicht. Ik zeg namelijk altijd iedereen gedag, ook vreemden, daklozen, toeristen en hangjongeren.
We spreken af dat ik, als ik moet huilen, even in een kussen zal gaan huilen en niet meer hardop in de ruimte. Hij is bij dat ik het ben en dat ik meteen naar hem toegegaan ben. Het stelt hem gerust. We hebben het er over dat het huilen vanzelf wel zal ophouden naarmate de burnout zich herstelt. Hij heeft hetzelfde probleem ook gehad, dus hij begrijpt me.
Het is fijn om goede buren te hebben. Ik kan dus lekker doordromen, huilen en verder herstellen. Het duurt een week of zes, dan nemen de angstdromen weer af en worden het weer gewone dromen.
Nog steeds moet ik wel elke dag een beetje snikken als ik wakker word, en mijn hoofd gonst op het ritme van mijn hartslag. Ik denk dat mijn brein nu de puinhopen van de afgelopen jaren aan het rangschikken is. Ik geef maar toe aan deze fase, en hoop dat mijn nachten langzaam weer normaal zullen worden.
Volgende keer
Volgende keer vertel ik over de terugvallen. Telkens als ik denk dat het beter gaat, komt er een terugval.