#324: Activatie helpt niet bij burnout; haast hebben werkt averechts

Één van de belangrijkste aspecten voor het herstellen van burnout is rust. Niet alleen omgevingsrust of werkrust, maar vooral rust in het lichaam zelf. Het zenuwstelsel staat doorgaans in een gespannnen, onrustige stand en moet zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om tot kalmte terug te keren.

Wanneer men zich blijft belasten of bijvoorbeeld alles in het werk stelt om de burnout “er even onder te krijgen” dan zal de rust geen kans krijgen. Zelfs wanneer men best rustig aan doet maar er tegelijkertijd mentale onrust is (zoals langdurig blijven prakkiseren over hoe rot het voelt en wanneer het nou eens overgaat) kan dit er voor zorgen dat het zenuwstelsel niet kalmeert.

En er is meer. Niet alleen belastende activiteiten en gepieker over de situatie zorgen voor aanhoudende spanning; ook het hebben van haast an sich wordt door het zenuwstelsel gezien als gevaar. Hoe meer haast men heeft, hoe langer het duurt voordat het lichaam weer in een herstellende ruststand terecht kan komen.

(Advertentie)

Dit geldt overigens ook voor mensen zonder burnout. Wie gehaast leeft zal het zenuwstelsel voortdurend activeren en daardoor moeilijker kunnen herstellen van inspanningen. Dit effect wordt nog eens versterkt wanneer ook het rusten en herstellen zelf op een gehaaste manier worden afgehandeld: snel eten, onvoldoende slapen en het nemen van te weinig rustmomenten dragen hieraan bij.

Haastige spoed is zelden goed. Wie haast heeft in het verkeer raakt veel sneller gespannen dan iemand die alle tijd heeft nergens heen hoeft, ook al staan beide personen op dezelfde plek in de file. Wie een deadline heeft zal meer gespannen raken dan wanneer dezelfde taak wordt uitgevoerd zonder verplichte opleverdatum. Bij een burnout kan het simpelweg aanwezig zijn van haast het zenuwstelsel zodanig aanzwengelen dat het herstellen bemoeilijkt wordt.

Haast en onrust

Wie zichzelf totaal niet belast en ook niet piekert kan alsnog in een gehaaste of onrustige toestand verkeren. Iemand met een burnout heeft doorgaans langdurig te hard gerend en is er mogelijk al lange tijd aan gewend om gehaast en onrustig te leven. Men realiseert zich niet dat dit een probleem is. De haastige stand is ooit het nieuwe normaal geworden en men weet vaak niet meer hoe totale rust en ontspanning aanvoelen. Pauzes waarin op de smartphone wordt gescrollt worden als “rustig” gezien, maar in werkelijkheid is dat nog steeds een onrustige activiteit. Kopjes thee in de tuin waarbij tegelijkertijd in het hoofd de rest van de week wordt ingepland ook.

Wanneer men zich heeft ziekgemeld dan geeft dit vaak het gevoel dat er “niets wordt uitgevoerd”, ook al heeft men nog steeds talloze gezinstaken, huishouden, familiezaken of andere drukte om zich heen. Vanwege dit gevoel stelt men vragen als:“waarom word ik niet beter? Ik doe toch helemaal niks?”. Het is soms enorm moeilijk om in te zien dat alles buiten het werk ook belastend is en onrust veroorzaakt, en dat de vraag “waarom word ik niet beter?” in werkelijkheid de betekenis heeft:“ik heb haast, het duurt mij te lang”.

Sta eens wat vaker stil.
foto: ©2024 kakikhebeenburnout.nl

Het idee dat “niksen” bij burnout niet helpt komt voort uit het feit dat veel patiënten zich niet realiseren dat men te veel haast heeft en bovendien niet weten hoe “niksen” écht gedaan moet worden. Wie op een gehaaste manier “nikst” zal geen resultaten zien. Als het “niksen” onprettig of onrustig aanvoelt concludeert dan al snel dat het niet helpt en dat er maar weer wat activatie moet plaatsvinden. Hierin wordt men nogal eens aangemoedigd door artsen en psychologen die ook van mening zijn dat niksen niet helpt. Men is bang dat de patiënt een depressie zal ontwikkelen als deze niet actief blijft, terwijl dit in veel gevallen helemaal niet gebeurt. Ook bedrijfsartsen en het UWV zijn tegen “niksen” omdat er dan een afstand tot het werk kan ontstaan. Een dergelijke afstand is in werkelijkheid zeer gezond en bevordert het herstel, maar wordt toch als probleem gezien.

Alleen kalmte, rust en slaap zorgen voor herstel van inspanningen en het verkrijgen van energie, bij alle zoogdieren en dus ook bij mensen. Zelfs bij mensen die helemaal geen burnout hebben is dit van toepassing. Niemand is ooit hersteld van inspanningen door te gaan feesten, vergaderingen bij te wonen, projecten voor te bereiden of reizen te maken. Wie bij een burnout direct aan de slag gaat met een cursus mindfulness, verschillende therapieën (inclusief huiswerk en oefeningen) en hardloopschema’s komt bedrogen uit. Het rusten kan niet worden overgeslagen en de haast moet eerst losgelaten worden.

Bij burnout moet het zenuwstelsel veel ruimte krijgen voor ontspanning, herstel van schade en wederopbouw van energievoorraden. Om te onthaasten moet men zich neer kunnen leggen bij het feit dat de burnout lang kan duren en stoppen met zo snel mogelijk eruit willen komen. Voor sommigen is dit een enorme omschakeling en velen zullen zich niet kunnen voorstellen hoe deactiveren en het volledig loslaten van haast eruit moeten komen te zien.

Vrijwel geen enkele behandelaar wijst bij burnout op het belang van op een goede manier niksen en ook niet op kalmte, rust, stilte, en het ruimschoots de tijd nemen om te herstellen. Patiënten moeten het rustig aan doen daadwerkelijk aanleren omdat ze dit vaak écht niet kunnen. Het opschieten en almaar doorgaan, waarin men meesterlijk getraind is, moet afgeleerd worden. “Dit moet want het is voor mijn werk”, “dit moet want het is voor mijn gezin”, “dit moet want ik heb een eigen bedrijf”, “dit moet want anderen verwachten dit van me”, “dit moet want het is altijd al zo geweest”, “dit moet want anders komt er narigheid van” zijn allemaal zaken die al jarenlang automatisch en onbewust het leven beheerst hebben. Dat is niet zomaar even afgeleerd en zal bovendien niet veranderen door er haast aan toe te voegen.

In veel gevallen is zelfs professionele begeleiding nodig om automatismen als vaart maken, efficiënt willen zijn, en mijlpalen behalen te kunnen doorbreken. Men moet een compleet nieuwe manier van leven gaan hanteren waarin de focus ligt op single-tasking, het afschaffen van deadlines en het wegnemen van “tikkende klokken” in zowel privé- als werksituaties. Het omgekeerde wordt echter regelmatig gedaan; in de NHG-richtlijn voor huisartsen wordt zelfs gesteld dat rust alleen in de crisisperiode kan worden aangeraden; daarna moet worden overgegaan op activatie van de patiënt. Het haastige gedrag dat de burnout heeft veroorzaakt wordt daarmee aangemoedigd in plaats van ontmoedigd.

Activeren

Wie in een burnout terecht komt zal een lange periode zeer ernstige twijfels hebben of het ooit nog goed komt. Men wil er zo snel mogelijk uit en zo snel mogelijk het oude leven weer oppakken. Dit is begrijpelijk want het is niet leuk om ziek thuis te zitten. Toch is een belangrijk aspect van herstel om het idee dat alles snel moet gaan volledig los te laten. Het zenuwstelsel moet de kans krijgen om te kalmeren en dat lukt niet wanneer het steeds wordt opgezweept. Wie kan inzien en aanvaarden dat niet alles in het leven snel en efficiënt kan en zal verlopen, heeft een streepje voor.

Burnoutpatiënten kunnen maanden of zelfs jaren bezig zijn om hiertegen te vechten. Sommige patiënten komen pas écht aan rust en onthaasting toe als ze uiteindelijk hun baan kwijt zijn en niet meer elke zes weken hoeven uit te leggen waarom het nog niet beter gaat of waarom het opbouwen niet lukt. Dit ontslag kan voorkomen worden door het drammen, activeren en haasten achterwege te laten.

Niet alleen de persoon zelf maar ook het lichaam kan gewend zijn aan een gespannen toestand; de stressconditie kan chronisch zijn geworden en het zenuwstelsel is mogelijk niet meer goed in staat om in een kalme stand terecht te komen. Het is dus niet alleen het gedrag van de patiënt dat omgekeerd moet worden, ook de lichamelijke processen moeten kunnen terugkeren naar normaal. Ook hiervoor is kalmte en tijd nodig; het hebben van haast zal het probleem alleen maar groter maken.

Ik roep iedereen die te maken heeft met burnoutpatiënten, zoals artsen, psychologen, therapeuten, begeleiders, aanspreekpunten, vertrouwenspersonen, coaches, familie, vrienden en bekenden dan ook op om te stoppen met de adviezen om vooral niet niks te gaan doen. Stop met het activeren van de patiënt, stop met het introduceren van nog meer haast en onrust. Laat de patient met rust en leg vooral geen taken of verplichtingen op. Hoe eerder men tot rust kan komen én kan berusten, hoe eerder men weer genezen zal zijn.

Leg een focus op begeleiding van de patiënt om te leren hoe écht rusten in zijn werk gaat: meerdere malen per dag een kwartier in stilte liggen of zitten, met de ogen dicht. Zonder muziek, TV, apps, meditatie, andere personen of andere afleiding. Half dommelend, dagdromend en sloom. In slaap vallen is zelfs toegestaan. Het default mode network en het lichaam moeten álle kansen krijgen om hun herstellende werk te kunnen doen, zoals verwerking van prikkels en emoties alsmede het herstel van energie. Dit gebeurt uitsluitend tijdens échte rustmomenten* en niet wanneer men actief is.

Het enige type patiënt dat gebaat is bij activatie is het type dat lethargisch is en het grootste deel van de dag in bed of op de bank ligt. Het is van belang om te bepalen of er sprake is van een gehaaste, zenuwachtige persoon (die het meest voorkomt) of iemand die murw geslagen is. Let wel dat de gehaaste gevallen doorgaans zelf niet vinden dat ze gehaast of onrustig zijn; men is al jaren gewend om in een turbostand te opereren. Ga er dus niet vanuit dat de patiënt zelf kan aangeven hoe kalm men daadwerkelijk is.

Bij écht murw geslagen patiënten moet alsnog worden opgelet dat de uitputting een kans moet krijgen om te herstellen. Er is dus milde activatie nodig en geen opzwepende activatie, want anders wordt de beperkte energie die er is meteen weer opgemaakt. Ook hier moeten haast en onrust dus nog steeds vermeden worden; uit bed gaan, aankleden, een vaste dagstructuur met kort wandelen en of fietsen, een boodschap en wat eenvoudige hobbies op een langzame manier ten uitvoer brengen is voldoende activatie. Een focus op “steeds een beetje meer gaan doen” of “weer eens wat mailtjes lezen” kan ook hier averechts werken.

Wanneer ben je er klaar voor?

Maar wanneer kan er dan wél geactiveerd worden? Wanneer is het tijd om wél weer eens een telefoontje met de baas te plegen, wat kleine taakjes op te pakken of een stapje te zetten richting reïntegratie? Hiervoor zijn verschillende methoden bedacht. Zo kan men proberen aan te voelen of lichte activiteiten zoals naar de kapper gaan of een korte thee-afspraak met een vriend(in) geen aversie of angst meer opleveren, of wanneer men weer zin en interesse krijgt voor dingen waarvan men in het begin absoluut niets meer wilde weten. Zodra dit het geval is kan men voorzichtig concluderen dat er enig herstel geweest is.

Dit zijn echter vrij abstracte en subjectieve zaken, en iemand die haast heeft zal hierbij eenvoudig kunnen liegen of de zaken onbewust beter voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn. Het zou beter zijn om een meetmethode te hanteren, bijvoorbeeld hoe veel minuten men in staat is om een gezellige afspraak met één andere persoon in een rustige omgeving vol te houden zonder dat er in de dagen daarna lichamelijke of geestelijke klachten verschijnen. Is dat minder dan twee uur dan is verdere activatie nog niet mogelijk.

Behandelaars adviseren de patiënt meestal om “aan te voelen” wat er mogelijk is qua belastbaarheid en het gedrag daarop aan te passen, maar zowel de gehaaste zenuwpezen als de vermoeide lustelozen kunnen vaak niet vertrouwen op wat het lichaam hen vertelt. Het zenuwstelsel dat vastzit in vechten, vluchten, verstijven of vleien (fight, flight, freeze, fawn) zal geen betrouwbare informatie kunnen geven over hoe belastbaar men is. Iemand in een vechtstand zal vanwege de adrenaline denken dat men de hele wereld aankan terwijl dit niet zo is. Iemand die verstijfd is zal niet in de gaten hebben dat men eigenlijk best wel weer wat zou kunnen gaan doen.

(Advertentie)

Het 4-fasen herstelprogramma van Ernst Ellis bevat een paar tests die wat neutraler zijn en niet uitgaan van het gevoel van de patiënt zelf. Men kan een concentratietest doen waaruit af te leiden is in hoeverre de hersenen in staat zijn tot arbeid. De activiteiten moeten op deze concentratietijd worden aangepast. Is deze minder dan een uur dan kan men sowieso nog niet gaan reïntegreren. Ook moet bij dit programma gemeten worden hoe lang de totale slaap per dag is; deze moet twee uur langer zijn dan normaal (inclusief een middagslaap) alvorens men kan spreken van enig herstel. Zijn ófwel de slaap, ófwel de concentratie onvoldoende, dan is verdere activatie nog niet mogelijk.

Deze tests zijn niet wetenschappelijk onderzocht of klinisch erkend, maar op zijn minst wordt daarmee een mogelijkheid geboden om enigszins neutraal te bepalen wat het lichaam aankan, zonder dat ernstig verstorende factoren als haast en onrust een rol spelen. Wie soortgelijke tests hanteert, kan beter bepalen waar men aan toe is.

*Slapen in de nacht is overigens ook niet voldoende. Slapen is iets heel anders dan rusten en beide moeten worden gedaan. Ook gezonde mensen moeten overdag voldoende rustmomenten nemen.

Volgende keer

Volgende keer: mijn rust wordt steeds verstoord.

Heb je zelf soortgelijke ervaringen of juist andere? Reageer op Instagram of Threads.