#09: De eerste dagen van mijn burnout
Na de instorting op mijn werk lig ik een paar dagen op de bank te trillen en te huilen met een super hard bonzend hoofd en hartkloppingen. Ik probeer soms te slapen. Als afleiding probeer ik TV of YouTube te kijken, maar alles is me te veel, ik kan er niet tegen. Het is zaterdag; ik besluit om maandag naar de dokter te gaan als ik me dan niet beter voel.
Het lijkt wel wat beter te gaan, maar op maandagochtend voel ik me verschrikkelijk. Ik word onwel, alles duizelt voor mijn ogen. Ga ik flauwvallen? Komt die hartaanval nu echt? Ik ijsbeer nerveus door de kamer met mijn telefoon in mijn hand. Ik voel me weer net zoals in Duitsland (zie blog #07).
112
Ik woon alleen en ik ben bang om bewusteloos te raken en dat niemand mij dan kan vinden. In mijn gedachten zie ik een lijk dat wekenlang achter de voordeur ligt te rotten. Fijn voor de buren zal dat niet zijn. En welke vriend of vriendin moet het trauma gaan verwerken om mij te vinden?
In paniek besluit ik om 112 te bellen want ik moet nu echt hulp hebben. Ik moet eerst zeggen waar ik woon en of ik de politie of de brandweer of een ziekenauto nodig heb. Ik kan nauwelijks nadenken. Waarom detecteren ze niet gewoon mijn lokatie? Waarom kan ik niet meteen gewoon schreeuwen dat ik een dokter nodig heb, en ter aarde storten, zoals op TV?
Bij het doorverbinden en wachten, dat maar een tiental seconden duurt, heb ik verschrikkelijke hartkloppingen. “Mijn hart gaat het begeven”, denk ik. Ik krijg de ambulancecentrale aan de lijn. Ik leg uit dat ik onwel ben en in paniek ben en dat ik denk dat ik een burnout heb en dat ik bijna een hartaanval heb.
Men zegt dat daarvoor geen ambulance komt en dat ik zelf maar naar de dokter moet gaan. Wat een eikels. Daarvoor betaal je dus 130 euro per maand aan de ziektekostenverzekering. Ik leg huilend uit dat ik dat helemaal niet kan, en ik hang op. Waarom hang ik op? Ik weet het niet. Kut, nou heb ik opgehangen.
Wat nu? Ik wordt angstiger. Ik bel een vriendin die in de buurt woont en ik zeg dat het niet goed gaat en dat ik hulp nodig heb. Ze kan me niet helpen want ze is op weg ergens heen met de bus. Ze kan dus ook niet omkeren of zo.
Het oudere echtpaar dat boven me woont komt toevallig naar beneden lopen, ik hoor ze op de trap. Gelukkig, de redding is nabij. Ik zet mijn deur open en wacht tot ze beneden zijn. Ik roep huilend hun namen. Ze komen meteen binnen en vragen me verschrikt wat er aan de hand is.
Op dat moment komt er opeens een vriend van mij aangescheurd in zijn auto en parkeert op de stoep. Hij komt me halen. Hij is opgetrommeld door de vriendin in de bus die ik eerder al aan de lijn had. Ik ben opgelucht, wat zijn mijn vrienden lief! Ik huil weer.
Naar de dokter
Mijn vriend belt de huisarts en regelt dat ik onmiddellijk kan langskomen. Hij brengt me er naartoe met de auto. De hele weg tril ik en heb ik harde huilbuien. Enkele minuten in de wachtkamer zitten is een hel. Ik wil weg. Ik wil slapen. Ik wil schreeuwen. Mijn vriend zit naast me. Gelukkig, ik ben veilig dankzij hem.
De dokter krijgt van mij niet de tijd om te vragen wat er aan de hand is, ik roep onmiddellijk dat ik een burnout heb en ga heel hard huilen. Ik denk aan de mensen in de wachtkamer die me kunnen horen. De dokter stelt me gerust en zegt dat ik rust moet nemen. Ik mag niet werken en moet elke dag een uur naar buiten. Lopen, wandelen, fietsen. Weer of geen weer.
Ik krijg Diazepam voorgeschreven om te slapen. Dit stelt me gerust. Ook mag ik twee keer per week langs bij de psycholoog die bij de huisartsenpraktijk aangesloten is. Mijn vriend brengt me terug naar huis en hij gaat naar zijn werk.
Nu ben ik weer alleen. En ik zal de komende maanden alleen blijven. Ik ben leeg. Ik ben op. Ik kán niet meer. Alles trilt en duizelt en mijn hartslag gonst in mijn hoofd. Ik realiseer het me nu nog niet, maar dit gaat weken, maanden, jaren duren.
WhatsApp groep
Al gauw blijkt dat ik niet écht alleen ben. Mijn vrienden en vriendinnen hebben onderling een WhatsApp groep aangemaakt waarin ze afspreken dat ze mij gaan helpen. Ze zorgen ervoor dat er elke dag iemand langskomt en boodschappen voor me doet.
“Wat zijn ze lief. Wat zijn ze lief,” giert het door mijn kop. Ik ben blij met mijn vrienden. Ik huil er om. Ik huil omdat ik niks meer kan, en omdat mijn vrienden zo lief zijn. Emoties gieren door mijn lijf. Ook nu ik hierover schrijf huil ik weer.
Na een paar dagen probeer ik om te doen wat de dokter heeft gezegd: een uur per dag buiten zijn. Dat lukt totaal niet. Ik loop wat rond in de buurt, maar na 10 minuutjes gaat mijn hoofd duizelen en mijn hart harder kloppen.
Minuten lijken uren te duren. Als ik opsta van de bank duizelt alles, alsof ik dronken ben. Ik besluit om af en toe maar te gaan ijsberen in de kamer, en dan weer te liggen.
Dagenlang doe ik niets anders dan ijsberen in huis, 10 minuten naar buiten, op de bank liggen, eten en slapen. Hoe ga ik hier ooit doorheen komen? Mijn gedachten zijn niet te stoppen. Ik denk alleen maar aan hoe slecht ik me voel, hoe ik ooit weer beter word, en hoe lang het zal gaan duren.
Dan maar weer op de bank liggen en proberen te onthouden wat de dokter heeft gezegd. Oh ja, geen grapefruitsap drinken bij Diazepam.
Volgende keer
Volgende keer vertel ik hoe dat nou eigenlijk voelt, een burnout.