#280: Ik leef op het randje

Met de psychosomatisch fysiotherapeut heb ik afgesproken om minstens vier weken de OR-methode te doen, waarbij ik elke twee uur plat ga liggen, 20 minuten lang. Ik móet echt energiereserves gaan opbouwen want ik heb zó, zó weinig energie. Voor mezelf heb ik al bedacht dat het geen vier weken maar wel zes of acht weken moet zijn. (Eigenlijk moet ik het gewoon ALTIJD doen, waarbij ik in de toekomst wel steeds langere “actieve” periodes kan nemen en steeds minder ligpauzes.)

Ik leef namelijk op het randje. Op zich kan ik best wel de dag doorkomen, maar zodra ik ook maar een klein pietsje te veel energie gebruik dan gaat het weer mis. Vooral prikkeling is een probleem, en dat wordt al gauw OVERprikkeling.

Spontaan lekker kletsen met iemand, boodschappen noteren of nadenken over de komende week, Netflix kijken of één of ander uitzoekklusje is al snel te veel. Als ik meer dan 30 minuten achter elkaar iets doe dan gaat het mis. Ik ben dan meteen weer uitgeput, moet veel huilen en kan nergens meer tegen.

(Advertentie)

Kalm aan doen

Naast de afspraak met de therapeut heb ik tegen mezelf gezegd dat ik eigenlijk drie maanden wil niksen. Geen enkele belasting, behalve wandelen, fietsen en huishouden. En tussendoor op de bank zitten, wat ijsberen in huis, kalme oefeningen doen zoals ademhalingsoefeningen of mindfulness.

Ik zoek mijn eigen rustgebied.
foto: ©2023 kakikhebeenburnout.nl

Dat klinkt misschien als overdreven weinig, maar ik heb al meerdere malen genoteerd dat ik uitgeput ben (zie blog #277), dat ik wel degelijk herstel als ik mezelf niet belast, en dat onrust en uitputting maar al te gauw weer terugkomen.

Ik balanceer dus elke keer weer op de richel van “het gaat wel een beetje” en “het gaat weer slechter”. Ik moet die richel over. Ik moet langzaam naar de top van de berg. Nou, niet per sé naar het allerhoogste topje, maar wel een flink stukje omhoog, zodat er weer ruimte is om wat naar beneden te rollen zonder dat ik weer het ravijn in flikker.

Het is overigens niet makkelijk om helemaal niks te doen. Zo heb ik elke week een afspraak bij de fysio en ik doe een intake bij een nieuwe psycholoog. Daarnaast moet ik af en toe ook gewoon allerlei andere dingen doen, zoals een nieuwe stofzuigerslang regelen, een onverwachte brief afhandelen, of sociale contacten onderhouden.

De sociale contacten zijn het lastigste. Je hoeft natuurlijk niet elke dag gezellig te doen maar af en toe een belletje, daar heb ik veel behoefte aan. Maar vlak voordat ik iemand bel voel ik me zo moe, zo moe, en dan ben ik bang dat ik mezelf overprikkel door te kletsen of te FaceTimen.

Om de paar dagen komt er ook een buur langs. De ene brengt soep, de ander maakt een praatje. Ik ga ook wel eens bij hen langs, maar wel zo kort mogelijk. Mijn hoofd gaat dan moeilijk doen en geeft aan mij aan dat ik eigenlijk geen gesprekken aankan, maar ja… een kluizenaar worden is geen optie.

Het is wel heel fijn om te weten dat ik op het randje leef, en niet meer in het diepe dal. Er is dus vooruitgang geweest en dat is super mooi. Maar het voelt ook fragiel.

Niet bang zijn

Aan de ene kant moet je niet bang zijn om activiteiten te doen omdat je lichaam dan denkt dat het in gevaar is. Maar je moet ook niet over je grenzen heen gaan. Je moet dus wél activiteiten hebben en niet permanent in bed gaan liggen.

Ik denk dat mijn huishouden, de andere lopende zaken, plus het wandelen en fietsen wel voldoende zijn. Meer kan ik niet aan, en ik slaap nog niet eens goed. Ik slaap zelfs slecht.

Dat ik beter wil slapen noteerde ik ook al meerdere keren. Ook met het slapen balanceer ik op het randje. Prikkel ik mezelf totaal niet, en zit ik de hele dag op de bank voor me uit te staren, dan slaap ik beter. Prikkel ik mezelf wel dan slaap ik super onrustig, gaat mijn hoofd bonken en word ik steeds wakker met allerlei chaotische dromen.

Ik zou zo graag eens een paar weken lang goed willen slapen, maar dat is nog steeds onmogelijk. Dit duidt er voor mij op dat ik nog steeds gespannen ben, of overspannen, alhoewel ik me niet meer héél zenuwachtig of gespannen voel.

Maar ook de spanning balanceert op het randje. Ik ben op zich best kalm, maar een iets te lang gesprek of iets wat fout gaat en vervolgens opgelost moet worden zorgt er meteen voor dat ik weer spanning voel, vooral in mijn hoofd. Doe ik daarna weer een flinke tijd helemaal niks, dan herstelt het zich weer.

(Advertentie)

Kortom: mijn energie, overprikkeling, slaap en spanning zitten allemaal zo’n beetje rond het nulpunt. Soms zwabber ik weer een beetje onder nul, soms kom ik er bovenuit. Er zijn dus mijns inziens nog wel flinke maatregelen nodig om eventjes écht goed boven nul uit te komen.

Op zich is dat allemaal best goed nieuws: het is nu begin februari 2023 en afgelopen november zat ik nog compleet in het diepe dal. Dus in twee maanden ben ik uit het dal gekomen en zit ik weer op de richel, hoera!

Volhouden dus, want ik heb mij voorgenomen om dit jaar te herstellen (een heleboel blogposts geleden). Zoals gezegd: niet helemaal naar de top, maar wel een flink stuk de heuvel op.

Volgende keer

Volgende keer: de actieve stand gaat eindelijk “uit”.

Bekijk reacties op deze blogpost of reageer zelf via Instagram.